Gewichtige Zaken

Titel: Jockeys op de sulky?

door ir. J.C.H. Huiberts

overgenomen uit de Breeders Special 2016 van het blad draf&rensport

Voor sommige trainers en pikeurs zal dit artikel niet zo leuk zijn, maar voor andere juist een bevestiging van wat ze al wisten.
En voor sommigen misschien een reden om het anders te gaan doen. Voor fokkers, eigenaren en wedders is dit een onderwerp
om zich goed van bewust te zijn. Ik ga pleiten voor lichtgewichten op de sulky.

Boven: Gezien het kleine verschil tussen de records in de aangespannen en de monté-koersen
is het trekken van een sulky net zo zwaar en energievragend als het dragen van een rijd(st)er
van 60 kg op de rug. Daar gaat dit artikel over.


Voortschrijdend inzicht
In mijn kinderjaren speelden we wel eens ridder of cowboy. Eén kind was dan het paard en een vriendje zat op zijn rug. En dan hardlopen. Ik kan me goed herinneren dat paard zijn heel zwaar werk was, vele malen zwaarder bijv. dan het duwen van een fiets. Dat heeft me voor-ingenomen gemaakt. Ik heb het vroeger altijd heel logisch gevonden dat monté-koersen veel langzamer gingen dan koersen voor de sulky. Dat werd ook bevestigd door het handicappen bij de rensport, waarbij men ervan uitgaat dat 1 kg meer op de rug aan de finish voor 1 lengte achterstand zorgt na een koers over 1600 m, 2 lengten na 2000 m en 3 lengten na 3000 m. Daarom heb ik altijd geloofd dat het tillen van een mannetje op je rug veel meer kracht (dus energie) kost dan het trekken van een karretje met een man daarop. Dat fabeltje is nu voorbij en ik heb mijn mening moeten herzien. Voortschrijdend inzicht, mede door een technische onderbouwing van dit vraagstuk.

Monté-(r)evolutie
Vroeger zaten de monté-rijders rechtop en wipten ze met de draf mee. Tegenwoordig zitten zij stil, in jockey-pose, waarbij er veel minder luchtweerstand is. Door deze betere manier van rijden gaan de monté-koersen op Vincennes nu ongeveer net zo snel als de aangespannen koersen. Tot voor kort was het koersrecord van de Prix du Cornulier en de Prix d’Amérique precies gelijk, te weten resp. 1.12,0, hetgeen overeenkomt met een gemiddelde snelheid van exact 50,0 km/h over 2.700 meter met bandenstart. Enkele weken geleden vestigde de 10-jarige Franse merrie Scarlet Turgot een nieuw monté-wereldrecord met 1.10,6 over 2.175 m met bandenstart. Het trekken van een sulky is blijkbaar net zo zwaar werk als het dragen van een jockey.

Weerstanden
In 2008 heb ik voor dit blad een artikel geschreven “Twee seconden sneller?”, met andere woorden “haalt de draver ooit de 1.06?” In dat artikel heb ik de krachten op paard, pikeur en sulky wel genoemd, maar niet diepgaand bestudeerd. Dat is ook heel ingewikkeld en je zou het eigenlijk moeten meten. Ik beperk me nu tot de invloed van het postuur en het gewicht van de pikeur. Er spelen daarbij twee krachten een rol in de koers: de luchtweerstand van de pikeur en de extra rolweerstand van de sulkywielen door zijn gewicht.

Luchtweerstand
De weerstandskracht, die bij beweging op het voorwerp werkt, is te berekenen met onderstaande formule:
       F = ½ . ρ . v² . A . Cw
waarin:
. = maalteken
F = kracht die op het voorwerp werkt tijdens de beweging in Newton
ρ = dichtheid van de lucht waarin het voorwerp zich voortbeweegt (= 1,3 kg/m3)
v = relatieve snelheid van het voorwerp ten opzichte van het medium (de lucht) waarin het voorwerp beweegt in m/sec
A = geprojecteerde oppervlakte van het voorwerp loodrecht op de bewegingsrichting in m²
Cw = weerstandscoëfficient afhankelijk van de vorm van het voorwerp = 0,9 voor een fietser, en iets minder voor een pikeur, afhankelijk van zijn postuur en houding.
Uitgaande van een oppervlak van 0,5 m² , een Cw = 0,6 en een km.tijd van 1.20 (= snelheid 12,5 m/s) bedraagt de kracht ca. 30 Newton en dat komt ongeveer overeen met een trekkracht die nodig is om 3 kilogram op te tillen. Paard, sulky en pikeur bewegen zich met 45 à 55 km/h door de lucht en bij tegenwind is de relatieve snelheid nog veel groter. Dat kost kracht en die kracht gaat dus kwadratisch omhoog met de relatieve snelheid! Bij een km.tijd van 1.20 bedraagt de snelheid 45 km/ h (= 12,5 m/sec) en bij een km.tijd van 1.10 is de snelheid 51,4 km/h (= 14,3 m/sec). De snelheid bij 1.10 is 1,14 keer zo hoog als bij 1.20, maar de benodigde kracht is 1,3 keer zo groot omdat dit kwadratisch werkt. Voor een tegenwind van bijv. 30 km/h gaat hetzelfde verhaal op. Met deze tegenwind in een tempo van 1.10 bedraagt de relatieve snelheid 81,4 km/h en is de kracht 100 Newton. Bij een snelheid van 1.20 en met dezelfde wind mee, is de kracht slechts 3,4 Newton. Een groot verschil. Daar moet je als pikeur goed rekening mee houden en je bij tegenwind zo klein mogelijk maken en plat achterover op de kar liggen. Of misschien juist heel dicht achter het paard kruipen. Dat deed de (toen nog) jonge Jan Wagenaar indertijd wel eens.
De weerstandscoëfficiënt is onder andere afhankelijk van de vorm van het bewegende voorwerp en van de structuur van het oppervlak. Als vuistregel geldt dat een ronde vorm, die het stromende medium goed gestroomlijnd afvoert, een lage coëfficiënt heeft en dat bij hoekige vormen de coëfficiënt hoger is. Bij rechtop zitten van de pikeur ontstaat turbulentie aan zijn achterkant en dat remt af. Stroomlijn is dus van belang en daar is met de moderne sulky’s wel aan gewerkt. Aan het paard kunnen we wat dit betreft weinig doen. Een schaatspak aantrekken is geen optie voor een paard, maar wel voor de pikeur. Een pikeursbuis moet strak zitten en niet wapperen aan de achterkant. Aan de houding van de pikeurs is in Noord-Amerika de laatste tijd wel wat veranderd. Ze hangen de hele koers achterover in een goede stroomlijn. Waarom zien we dat in Europa nog weinig? Hugo Langeweg junior en Orjan Kihlström geven het goede voorbeeld van hoe het wel moet.
Naast houding is ook postuur, lengte en breedte van de pikeur van belang, want het gaat ook om het oppervlak waar de lucht in loodrechte richting tegenop botst. Deze factor kan worden verminderd als de pikeur klein is en/of goed achterover hangt. Vooral bij harde tegenwind kun je beter geen kopwerk doen en zeker ook geen dodenspoor. Of je moet veel langzamer gaan rijden. Met de wind mee juist wel snelheid gaan maken en dan oprijden.

Boven: Zo zitten Amerikaanse pikeurs tegenwoordig op de sulky,
in goede stroomlijn, gedurende de hele koers, zelfs met de wind mee.
Alleen wanneer de rugwind harder gaat dan het paard,
heeft het zin om rechtop te gaan zitten.



Het vermogen van een paard
Tegenwoordig wordt het vermogen van een apparaat of een motor uitgedrukt in Watt (W) of kilo-Watt (kW). Vroeger dacht men in paardekrachten (pk). De definitie hiervan is: 1 pk is het vermogen dat geleverd moet worden om een blok van 75 kg met een snelheid van 1 m/sec omhoog te trekken.
Simpel gezegd is vermogen = kracht maal snelheid. In formule:
1 W = 1 N.m/s
Hierboven is uitgerekend dat de benodigde kracht om met een tegenwind van 30 km/h een pikeur in een tempo van 1.10 voort te trekken gelijk is aan ca. 100 Newton. Als we deze kracht vermenigvuldigen met de snelheid van 14,3 m/s vinden we het benodigde vermogen van 1.430 W. Dat is min of meer gelijk aan 2 pk, want één pk is gelijk aan 734 W. Het paard zelf en zijn sulky hebben natuurlijk ook luchtweerstand en dat telt ook mee, dus het is niet verstandig om bij een harde tegenwind in een tempo van 1.10 te gaan rijden. Gelukkig kan een grote draver gedurende korte tijd misschien wel 10 of meer pk leveren. De vraag is alleen hoe lang hij dit volhoudt, want Energie is Vermogen maal Tijdsduur in seconden. Hoe langer afstand van de koers is, des te langer hij duurt en des te meer energie het kost. Daarom loopt een draver over een langere afstand een hogere kilometertijd.

Krachten op de sulky
Naast luchtweerstand speelt ook de rolweerstand van de wielen een rol. De rolweerstand van een stalen wiel over een spoorrails bij een trein is aanzienlijk lager dan de rolweerstand van een rubberen autoband over asfalt. Dit komt doordat het rubber van de band meer vervormt en er bij een rubberen band door deze vervorming een groter contactoppervlak ontstaat met de weg. Er is ook sprake van een kleef-effect, zeker als de weg nat is. Dit contactoppervlak is bepalend voor de rolweerstand. Nog meer weerstand heeft een smal sulkywiel dat door het zand op een drafbaan of kortebaan moet worden getrokken. Het contactoppervlak wordt groter, de ondergrond vervormt, er wordt een spoor door de baan getrokken en dat kost veel kracht.
Op internet heb ik gevonden dat een wielrenner, die met 45 km/h over een asfaltweg rijdt, een rolvermogen moet leveren van 52,3 W. Daarnaast is er ook nog de luchtweerstand. Dat lijkt erg op onze sport: een mannetje op twee fietswielen en ook de snelheid komt overeen. Alleen gaat de sulky niet over asfalt. Op een kleverige harde baan, over een zandbaan of een grasbaan moet er echt worden getrokken, zeker met grotere snelheden. Fiets maar eens naar een drafbaan over een asfalt fietspad en rij daarna zo hard mogelijk een rondje over de piste. Je zult het verschil goed merken. En als je wat zwaarder bent of je hebt een zware fietstas achterop, zakken de banden dieper weg in het zand en kost het nog veel meer kracht. Dit kun je een-op-een vertalen naar een sulky met pikeur. Het gewicht speelt een grote rol en hoe hoger de snelheid, des te meer trekkracht is nodig. Hierboven hebben we gezien dat vermogen = kracht maal snelheid.
Het zitten achter de wiel-as en achterover hangen op de sulky zorgt ervoor dat het paard wordt “opgetild”. Door de hefboomwerking zorgt een pikeur van 75 kg ervoor dat de kracht omhoog op de singel onder de buik van het paard zo’n 25 kg bedraagt. Dit betekent dat het paard 25 kg “lichter” wordt, maar tegelijkertijd dat de kracht op de wiel-as en de druk naar beneden van het wiel op de baan 75 + 25 = 100 kg is (zie tekening hieronder, 50 kg per wiel). Bij een pikeur van 60 kg wordt dit 60 + 20 = 80 kg en bij een pikeur van 90 kg drukken de twee wielen samen met 120 kg op de baan! Dat zijn nogal verschillen. Dit wordt verdeeld over de twee wielen. Daar komt het eigen gewicht van de sulky nog bij, ca. 10 kg per wiel. Deze krachten werken door op de wrijvingskrachten van de kogellagers en op de weerstand van de wielband op de baan. Bij minder gewicht drukken de banden minder diep door het zand. Niet alleen de pikeur, maar ook de sulky moet dus zo licht mogelijk zijn. Op een natte grasbaan moet de pikeur juist rechtop gaan zitten, want dan zakt hij minder diep in de prut dan wanneer hij achterover hangt. Eigenlijk moet hij dan zelfs vóór de wielas gaan zitten of met zo’n ouderwetse “Franse sulky” gaan rijden. En op een modderige grasbaan met brede banden gaan rijden, die niet zo diep wegzakken.

Boven: Hefboomwerking: Doordat de pikeur achter de wielas zit, wordt het paard opgetild.
Het paard hangt een beetje aan de sulkybomen en samen met de prikeur zorgt hij voor
een verhoogde druk op het wiel. Met als gevolg meer rolweerstand:
de sulky moet met meer kracht door het zand worden getrokken.



Jockeys op de sulky
Gewicht en postuur is bij aangespannen dus net zo belangrijk als bij monté. In Noord-Amerika, Scandinavië en Frankrijk rijdt de trainer meestal niet zelf in belangrijke koersen, maar laat hij dat over aan catch-drivers, die meestal klein zijn en weinig wegen. Daarnaast is het uit sporttechnisch en promotioneel oogpunt toch ook geen gezicht: een pikeur met een hele dikke buik op de sulky? En Willem Geersen dan? Nou, dat was “Andere tijden sport”. Zijn paarden waren vaak beter gefokt en beter getraind dan de andere en de koersen toen gingen veel minder snel. Geersen heeft maar zelden onder de 1.20 gereden. En je kunt je afvragen wat Hairos II zou hebben gelopen met een lichtgewicht pikeurtje?
Ik pleit voor het opgeven van de gewichten der pikeurs in de koersprogramma’s. Tot mijn verbazing zag ik dat het in Noord Amerika al zover is. In de deelnemerslijst van de International Trot op Yonkers Raceway New York in oktober vorig jaar (2015) stonden de gewichten der pikeurs vermeld, onder andere:
Verlin Yoder 98 kg
Johnny Takter 79 kg
Björn Goop 75 kg
Orjan Kihlström 68 kg
Erik Adielsson 61 kg


Dit zijn grote verschillen die veel invloed kunnen hebben op de uitslag, naast koersverloop, baangesteldheid, windsnelheid, etc. Gewicht is zeker een belangrijke factor. Misschien had de door Björn Goop gereden tweede aankomende Timoko met Erik Adielsson wel gewonnen? Met bodemgewicht Adielsson kon On Track Piraten trouwens niet verder komen dan de zevende plaats. En of het aan zijn (over)gewicht lag kunnen we natuurlijk niet zeggen, maar de Amerikaanse zwaargewicht Verlin Yoder werd wel laatste met zijn Natural Herbie. Dat de meer dan 100 kg wegende Willem Geersen in 1960 het WK won met Hairos II zegt veel over zijn vakmanschap. Met het postuur en gewicht van een Adielsson had de hengst waarschijnlijk nog gemakkelijker gewonnen. Hairos won in 1960 met een km.tijd van 1.16,6 en op 15 oktober 2015 ging de winnaar Papagayo E in 1.12,6 over 2.011 m en dat scheelt veel. Tegenwoordig zou Geersen niet meer meekomen en de meeste internationale trainers huren nu lichtgewicht catch-drivers in om hun toppaarden te rijden. In Frankrijk wegen de echte toprijders heel weinig. Frank Nivard rijdt monté-paarden met 63 kg, inclusief zadel. Sommige andere rijders zijn nog lichter dan 60 kg, Anthony Barrier is piepklein en wordt in Frankrijk "de mug" genoemd.

Gewicht van het paard

Een Shetland pony heeft meer moeite om een man van 60 kg te tillen dan een groot paard een man van 90 kg. Hoe groter en sterker het paard, des te minder maakt het gewicht van de rijder uit. Hetzelfde geldt voor trekkracht. Een groter en sterker paard heeft minder moeite met het meetrekken van een sulky met pikeur dan een kleintje. Daarnaast heeft een groot paard meestal ook langere benen en maakt hij grotere stappen. Mede daarom hebben de grote cracks ook vaak een groter postuur, zoals de meest winnende dravers ter wereld, in volgorde: Varenne 1,66 m, Moni Maker ca. 1.67 m, Jag de Bellouet 1.68 m, Ready Cash 1,65 m, Commander Crow ca. 1.65 m en Ourasi 1.65 m. Timoko meet 1,62 m. Er waren wel uitzonderingen, zoals de kleine Prix d’Amérique-winnaars General du Pommeau (1,58 m) en Offshore Dream (1,61 m), maar die waren niet zo dominant en wonnen niet zoveel als de eerder genoemde. Hetzelfde geldt voor bijv. de kleine Mack Lobell  (1,56 m) en Gidde Palema (1,57 m).

Andere factoren
In dit artikel bekijken we hoofdzakelijk de invloed van de grootte en het gewicht van de pikeur. Er zijn nog tal van andere factoren, die het verloop en de uitslag van een koers bepalen. Het ene paard heeft veel meer kracht en/of speed dan een andere. Die paarden moeten verschillend worden gereden. Het koersinzicht van de pikeur is daarbij van groot belang. Een bepaalde pikeur clickt misschien beter of vertrouwder met het paard dan een andere. De vorm van de dag van het paard, wel of niet met ijzers, het weer, baangesteldheid, etc. spelen een rol. Ik heb daar al over geschreven in het artikel “Twee seconden sneller?”, dat nog te lezen is op de website van de Fokkersvereniging. Er zijn veel factoren, die een rol spelen, maar het gewicht van een pikeur hoort daar zeker bij. Dus alle pikeurs op dieet en aan de slanke lijn!

De fokkerij
Wat kunnen de fokkers hieruit leren? Dat de grootte van een draver van belang is. De ideale draver is niet te klein, heeft veel snelheid, houdt dat lang vol en kan zonder ijzers en zonder beenbescherming (gamaschen) harddraven, want gewicht aan de benen vertraagt de actie en de snelheid, en maakt ook eerder moe.

Conclusie
Niet alleen in de rensport en bij monté-draverijen is het gewicht van de rijder van groot belang, maar ook bij de aangespannen draverijen. Het trekken van een sulky met pikeur kost ongeveer net zoveel energie als het dragen van een man van ca. 65 kg. Dat blijkt uit de gelopen kilometertijden in de topkoersen op Vincennes. Het gewicht van een pikeur is van groter belang dan menigeen denkt en zou eigenlijk in het programma moeten worden vermeld. Hoe hoger de snelheid van de draver (lagere km-tijd), des te groter is de invloed van het gewicht. Daarnaast zijn de grootte, breedte en lengte van een pikeur en zijn houding op de sulky mede bepalend voor de luchtweerstand. Dat gaat zelfs kwadratisch met de snelheid omhoog. Het gewicht en achterover hangen van de rijder bepalen mede de druk van de sulkywielen op de ondergrond en daarmee de rolweerstand van de sulky. Het lijkt daarom verstandig om, zeker in belangrijke snelle koersen of op een zwaardere baan, gebruik te maken van kleine, lichte catch-drivers, die goed achterover hangen.

Boven: In Zweden laat trainer Stefan Hultman (links) de ritjes in de koers
heel wijselijk over aan lichtgewicht Orjan Kihlström (rechts), die klein is en
68 kg weegt. Voor de krachttraining thuis is Stefan's gewicht wel gunstig.

Boven: Orjan Kihlström rijdt hier Who's Who in 2021, met een nieuwe sulky.
Orjan hangt ver naar achteren, het paard draagt geen ijzers.
Alles op snelheid en minder energieverbruik gericht.

Naschrift (2021):
Recent zijn in de USA nieuwe sulky's ontwikkeld, waarvoor het paard ca. 20 cm dichter bij de reling draaft. Per bocht loopt het paard dan 63 cm minder. Na vier bochten (over 2.100 m) scheelt dat 2,5 meter, ongeveer 0,1 sec. minder in de kilometertijd. Bij deze nieuwe sulky's hangt de pikeur nog meer achterover en wat het effect daarvan is hangt helemaal van de ondergrond af. Op een modderige grasbaan is dit heel ongunstig (gaat dieper door de prut), maar op een harde zandbaan juist gunstig, vooral door de verminderde luchtweerstand (betere stroomlijn).

Boven: Ook in de monté-koersen is nog wel wat te winnen. Kijk eens naar het verschil
in houding van deze twee rijders. Als eerste komt binnen de klassemerrie Granvillaise Blue met
haar vaste rijdster Camille Levesque, die laag boven haar paard zit en zo minder wind vangt.
Tweede wordt Django du Bocage met Alexandre Abrivard.
Vincennes, 4 maart 2023.


Voor het artikel getiteld "Twee seconden sneller?":
over de vraag waaraan we de recordverbeteringen te danken hebben
en of we nog een snellere harddraver kunnen fokken.
Click hier


terug naar de artikelen

terug naar het Nieuws

© Copyright Fokkersvereniging