Het beleren en de training van de jonge draver

Artikel gepubliceerd in een Drafsport-Info van Drafcentrum Wolvega in 2001 (hier en daar door ons aangevuld/aangepast):

Ruim een jaar na zijn geboorte gaat een draver in spe naar het trainingsbedrijf voor paarden en pikeurs, ofwel het entrainement. Meestal rond de jaarlingenveiling in oktober. Het entrainement is de min of meer centrale plek achter de schermen van de drafsport. Het paard wordt hier eerst handmak en vervolgens tuigmak gemaakt. Dit laatste gebeurt door het dier met hoofdstel en tuig aan te spannen en zo in de wei of een kampje los te laten, zodat het kan wennen aan het hebben van iets op zijn rug en in zijn mond. Vervolgens worden lange leidsels aan het hoofdstel vastgemaakt en lopen twee à drie personen met het paard mee over de trainingsbaan om het stap voor stap te leren wanneer het links, rechts danwel halt moet houden. Het sturen is veruit het belangrijkste onderdeel van het beleren.
De laatste stap in de (be)leerfase is tenslotte welhaast vanzelfsprekend: het oefenen voor de sulky. Ook dan loopt in het begin iemand mee naast het paard. Als alles volgens plan is gegaan, is het paard na een à twee weken, elke dag iets langer, tot uiteindelijk ongeveer een uur, beleerd.

Deze eerste fase van zijn drafloopbaan neemt zo'n zes tot tien weken in beslag, soms de winter door. Meestal gaat een paard hierna voorlopig terug naar de fokker of eigenaar om het geleerde op zich in te kunnen laten werken. En vooral ook om nog een tijdje van zijn jeugd te kunnen genieten. Het vele vrije (en blije) lopen en rennen, liefst in mei/juni in de wei, is goed voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van de jonge draver. Vaak groeit een draver dan als 2-jarige nog behoorlijk.

Na een of twee maanden zit de relatieve vrijheid van het paard er weer op en keert het terug op het entrainement, waar zijn drafloopbaan echt gaat beginnen. Vanaf nu wordt hij dagelijks getraind. Eerst een kwartier uitrijden - vergelijkbaar met het trimmen/joggen van een hardloper en vooral bedoeld om de spieren en een goede conditie te ontwikkelen - wat tweemaal per week gevolgd wordt door een tempotraining. Vervolgens twee à drie kilometer snelwerk. Als dit goed gaat, zal de trainer het paard meenemen naar een koersbaan (Wolvega, Duindigt, etc.) om op de baan te trainen en aan de omstandigheden daar te wennen. Ook neemt hij het paard korte tijd daarna mee naar een koersdag om tussen de koersen alvast te wennen aan de vreemde geluiden, reclameborden, drukte, lichten en het publiek. Tevens wordt er dan geoefend achter de startauto. Zodra de snelheid en het vertrouwen van de jonge draver voldoende zijn en hij het koersen aankan, wordt hij ingeschreven voor zijn eerste serieuze krachtmeting: de kwalificatieproef. Wordt deze belangrijke test met goed gevolg en in een bepaalde tijdslimiet volbracht, dan kan het paard worden ingeschreven voor zijn eerste echte koers. De eerste koersen voor 2-jarigen zijn in de laatste maanden van het jaar. De meeste darevrs koemn pas in hun derde jaar voor het eerst aan de start.

(einde artikel)


© Copyright Fokkersvereniging